De recentst ontplofte bom is de stopzetting van het 101-jarige iconische familiehotel Memlinc. Elders in Knokke-Heist was met de plannen voor de aanleg van een grootschalig tweede Golfhotel al sprake van een open oorlog gevoerd voor de ogen van het hele land. In deze bijdrage pogen we de opgang en vooral de neergang van de Knokse hotellerie structureel te benaderen. De nostalgische tentoonstelling “Venster op het verleden” (van eind 2023 – begin 2024 in CC Scharpoord) belichtte alvast de historische context. Initiatiefnemer was de heemkundige kring Cnocke. Het toeval wil dat voorzitter Danny Lannoy voormalig schepen van Stedenbouw is.
Tekst Daniel Steevens I Foto’s: Danny Lannoy
Hotel Business (HB): De horeca van Knokke staat in een spagaat: waar de restauranttak heel hoog aangeschreven staat, blijft de hotellerie duidelijk achterwege. Terwijl dat vroeger helemaal anders was, zo leert ons de expo.
Danny Lannoy (DL): “Toch was Knokke een ‘nakomertje’. Oostende ging voorop als badstad in de totaliteit van onze kust, met als grote hefboom de aanleg van een treinverbinding in 1838 en naderhand de opstart van de overtocht Oostende-Dover in 1846. Knokke was toen nog een zo goed als blinde vlek, zelfs aan de Oostkust. Wanneer je de hotellijsten bekijkt en het aantal toeristen die in die periode naar Blankenberge en naar Heist kwamen, zie je significante verschillen. Knokke werd in de toenmalige gidsen beschreven als ‘een groene oase’.
Het was wachten tot de Belle Epoque (1880-1914) voor het ontluiken als badstad. Exponent daarvan was de bouw in 1890 door Louis Van Bunnen van het Grand Hôtel de Knocke langs de pas aangelegde eerste strook zeedijk. Vanaf 1883 maakte Knokke een snelle ontwikkeling door als kunstenaarsdorp. Kunstschilders en schrijvers ontdekten het dorp vanuit Heist, dat al in 1868 over een treinverbinding met het binnenland beschikte. De rit naar Knokke diende te gebeuren met paard en koets, want Knokke had op dat moment nog geen enkele vorm van openbaar vervoer.
De artiesten logeerden in pensionnetjes of herbergen die een kamer verhuurden. Zo werd de “Laiterie”, die later zou worden omgedoopt tot “Hôtel Prince Baudouin”, verhuurd aan Theo Van Rysselberghe en de zijnen. Dieren- en landschapsschilder Alfred Verwee was een andere vaste klant. Hij was landmeter van beroep en zag in Knokke serieuze opportuniteiten. Als lid van het zgn. consortium – samen met Louis Van Bunnen en Henri Dumortier – kocht hij 34 ha grond aan de Zoutepolder, de voorloper van de Compagnie du Zoute. Het terrein in kwestie besloeg de westkant van de Zeeweg, zeg maar de latere Lippens-
laan, plus de driehoek Zoutelaan-Nieuwpoortstraat-Zeedijk, die er nota bene toen nog niet lag. In die verkaveling is men vooral villa’s en specifieke belle époquewoningen beginnen bouwen, maar ook hotels en handelspanden.
De Compagnie du Zoute zelf is pas in 1908 definitief kunnen opstarten vanwege een lang aanslepend proces met de Belgische staat dat draaide om het eigendomsrecht van ingepolderde gronden. De Compagnie du Zoute won het pleit en groeide uit tot de grote motor voor de badstad Knokke. Architect Stübben ontwierp een ruimtelijk ordeningsplan van een deel van het kerngebied vol slingerende paden. Daar is men dan geleidelijk cottages beginnen bouwen. Er ging veel aandacht naar openbare groene ruimtes uit. Ik vind overigens dat Knokke zelfs op vandaag nog altijd behoorlijk rijk aan groen is. Belangrijk is voorts dat de Compagnie mee de aanleg van de stenen zeedijk financierde.
Ondertussen had Knokke vanaf 1890 eindelijk een verbinding met het binnenland gekregen: de stroomtram vanuit Brugge via Westkapelle. In Brugge huisde een serieuze Engelse kolonie. Zij kwamen naar Knokke om er een (golf)balletje te slaan. Een deel van hen, vaak gepensioneerde militairen, werden de eerste bewoners van die villa’s. Velen dienden echter naar hun land terug te keren na afloop van WO I. Antwerpenaren en Brusselaars hebben toen hun rol overgenomen, maar de bestaande villa’s bleven behouden.”
Op 3/4 eeuw 150 hotels weg
HB: WO I remde vanzelfsprekend de expansie af?
DL: “Ja, maar onmiddellijk erna werd Knokke als het ware herschapen tot één groot bouwterrein. Naast villa’s kwamen er vooral heel wat (grootschaliger) hotels, zowel op de Zeedijk als in het Zoute. In het dorp, waar eerder die pensionnetjes floreerden, werd anders ook naarstig bijgebouwd. Ter hoogte van de kerk bijv. bouwde Hôtel du Cygne twee verdiepingen bij en ook Hôtel de Bruges werd almaar groter. Tevens waagden families uit het dorp, zoals Tavernier en Van Houtte, het van toen af aan om hotels te bouwen in de Lippenslaan en verder. Ook vanuit Brugge was er sterke belangstelling.
Een en ander leidde tot een belangrijke bron van tewerkstelling gedurende decennia. Heel wat Knokkenaren verdienden hun dagelijks brood in de bouw, maar kozen in de zomer voor een job als ober – vaak samen met hun echtgenotes als serveuse – want dat leverde heel mooie inkomsten op. De hotels waren alleen open in het seizoen.
Als illustratie van de geweldige groei van Knokke geldt voorts de bouw van het stedelijk Casino in 1930. De huidige La Réserve er rechtover was toen nog Le Pavillion du Lac rond het Zegemeer. Albertplage is ontstaan in 1922 onder impuls van senator Jozef Nellens.
Tussen 1930 en 1960 had Knokke zelfs een vliegveld in concessie. In eerste instantie was deze lucht-
haven gericht op zweefvliegen. De dochter van minister Maurice Lippens, die de mama van Leopold Lippens zou worden, voerde van hieruit de eerste zweefvlucht uit. In een verder stadium vlogen mensen zowel uit Parijs, Londen als Amsterdam, o.m. met DC-3 toestellen, naar Knokke om er te spelen in het Casino. Knokke telde uiteindelijk een record aantal hotelkamers in 1940, net voor het uitbreken van WO II. Het zat toen aan 173 hotels, de pensions niet eens meegerekend, met in totaal bijna 6.000 hotelkamers.”
HB: De grote daling werd ingezet na WO II. In 1970 was het totaal aantal hotels in Knokke, het Zoute en Albertstrand gezakt tot 99 stuks. In 2001 waren dat er nog 34 en in 2014 amper 23.
DL: “Na de oorlog werden enkele hotels omgevormd tot appartementen. De manier van met vakantie gaan veranderde ook danig, met als gevolg dat steeds meer kustvakantiegangers de hotels links lieten liggen en kozen voor een verblijf van een maand in een appartement, dat ze huurden of sommigen zelfs kochten.
De daling van het aantal hotels werd pas drastisch in de 60’er jaren. De grondprijzen begonnen stilaan de pan uit te rijzen. Voor hoteliers zonder opvolging was de verleiding heel groot om hun hotel voordelig van de hand te doen. Dat wil niet zeggen dat het overal even goed vergaan is. De weduwe van de jong gestorven Louis Van Bunnen had bijv. het faillissement van het Grand Hôtel de Knocke niet kunnen vermijden. Later volgde een doorstart. Op een gegeven ogenblik werd Martin ‘Motke’ Weinberger directeur van het hotel. Tijdens de oorlog heeft hij als verzetsleider van daaruit verschillende joodse families kunnen redden en naar Zwitserland laten overbrengen. Na de oorlog werd dit inmiddels verdwenen hotel het verzameloord van de joden.
Bij de verdwenen hotels behoorden heel wat fraaie gebouwen die nooit van een bescherming hebben kunnen genieten zoals met hotel Memlinc wel het geval was. In de Marie-Joséstraat (Zoute) werden bijv. zowel de Grosvenor als St.-Georges’ Palace gesloopt in de jaren ’60. Net als de Plaza, die slechts tijdelijk beschermd werd. Idem voor de Carlton op het Albertplein. Soms hebben heel sympathieke hotels zoals Balmoral (Kustlaan) die plaats moeten ruimen voor een vrij banaal appartement.
We worden hier verweten dat we te toeschietelijk geweest zijn voor de bouwpromotoren. In de 8 jaar dat ik schepen voor Stedenbouw was, ben ik ook benaderd, maar dat is zeker niet gelukt bij mij!”
Gewoon geen ruimte meer in toeristische zone
HB: Wat gold voor Knokke, telde ook elders aan de kust. Daarentegen is er in het jongste decennium in de meeste badsteden een zekere revival van de hotellerie merkbaar. In Knokke zijn de aanwinsten grosso modo beperkt tot het Enso District Hotel in de nieuwe wijk Duinenwater en Ibis Budget Knokke (Kalvekeetdijk). Het Golfhotel en La Réserve ondergingen dan weer een grondige renovatie. Is de hotellerie van Knokke globaal niet wat achter? Hoe ziet u de toekomst ervan?
DL: “Indertijd was er een voorstel, gesteund door toenmalig burgemeester Leopold Lippens, om op het zeedijkfront hier en daar een hoger gebouw, een baken als het ware toe te laten, mits daar in een gedeelte van het gebouw een hotel kwam. Dat voorstel werd niet gerealiseerd. Het zal er ook niet meer komen, gezien de nieuwe zienswijze en alle kritiek die de politici hier gekregen hebben.
Uiteindelijk is het zaak waar je nog de locatie hebt om nieuwe hotels uit te baten. Duinenwater is gelukt, maar als je enkel op de zuiver toeristische zone focust, is er geen plek meer. We zijn inderdaad wat achter. We hadden andere intenties, maar tien jaar later is daar niks van in huis gekomen. Integendeel, de dalende lijn gaat verder. De cijfers bewijzen het. In het recente verleden werden ook Hotel Binnenhof en Hotel Lido (beiden Albertstrand) gesloopt. Er staan vraagtekens naast wat zal gebeuren met een aantal andere hotels.
De toekomst van de hotellerie zie ik bijgevolg als een moeilijke zaak. We hebben nochtans hotels nodig. Er dient echter ruimte voorhanden te zijn, ofwel moeten bepaalde gronden omgevormd worden. Zelf heb ik als schepen nooit de plannen (voor het 2e Golfhotel) gezien zoals ze nu voorgesteld werden, alleen plannen van één groot hotelgebouw met golfterreinen.
Sta me toe te onderstrepen dat niet alles door een zwarte bril dient bekeken te worden. Sommige hotels, zoals bijv. St-Pol, dichtbij het Zwin en de natuur, floreren ogenschijnlijk heel goed. Ook de laatste verkaveling Heulebrug vind ik in zijn totaliteit zeer geslaagd vanwege de brede wegenis en de fraaie architectuur. Alleen zijn daar geen hotels bijgekomen. De locatie situeert zich ook meer in de polders tussen Knokke en Ramskapelle. Daar werden trouwens een aantal hofsteden verbouwd tot succesvolle B&B’s.”
Danny Lannoy
Ereschepen en auteurDanny Lannoy (°1952) groeide op in het van een ruime collectie schilderijen voorziene stadhuis van Knokke, want zijn ouders waren er conciërge. Hij koesterde beneden zelf een eigen schildersatelier. Daar hadden ook de repetities plaats van het orkestje waarin hij accordeon speelde. De optredens gebeurden doorgaans op bals en trouwfeesten in Knokse hotels.
In het verlengde van zijn artistieke aanleg studeerde Danny af als bouwkundig tekenaar, maar zijn eerste vaste job bemachtigde hij bij de Liberale Mutualiteit in Knokke. Van daaruit volgde dra een politiek engagement bij de lokale PVV-afdeling. Hij werd het jongste gemeenteraadslid in het hem zo vertrouwde stadhuis. Zes jaar later maakte zijn partij deel uit van de bestuurscoalitie. Lannoy werd schepen en zou dat 5 legislaturen blijven. Achtereenvolgens was hij bevoegd voor openbare werken (22 jaar) en stedenbouw en patrimonium (8 jaar).
Van kindsbeen is ook het verzamelen van oude postkaarten een passie geweest. Die sterke liefde voor het Knokse verleden kreeg Danny Lannoy allicht mee van zijn voormalige leraar André D’Hondt,
drijvende kracht achter de stichting in 1972 van heemkundige kring Cnocke is hier. Sedert 1990 is Danny Lannoy zelf voorzitter van de vzw met intussen ca. 650 leden. Hij is auteur van een indrukwekkende lijst boeken en tijdschriftartikels over het Knokke van toen.